Loading
3

De elektriciteits­markt

3.1. Regulering
3.1.1. Elektriciteitsproductie
3.1.1.1. Vergunningen voor elektriciteitsproductie

• Wettelijk kaders

Naar aanleiding van de inwerkingtreding van de wet van 8 januari 2012 tot wijziging van de elektriciteitswet, moet het koninklijk besluit van 11 oktober 2000 betreffende de toekenning van individuele vergunningen voor de bouw van installaties voor elektriciteitsproductie nog worden herzien. In afwachting daarvan onderzoekt de Algemene Directie Energie van de FOD Economie, K.M.O., Middenstand en Energie de nieuwe aanvraagdossiers en formuleert de CREG adviezen op basis van het geldende koninklijk besluit van 11 oktober 2000.

• Bij de CREG ingediende aanvragen

In het kader van haar adviesbevoegdheid inzake productievergunningen, heeft de CREG in 2014 twee adviezen uitgebracht.

Het eerste advies* Advies (E)140130-CDC-1308 over de toekenning van een individuele vergunning voor de uitbreiding van een installatie voor elektriciteitsproductie (windpark) in Neufchâteau-Léglise door de NV Electrabel. van de CREG betreft de productievergunningsaanvraag van Electrabel voor de bouw van een park van twaalf windmolens met een totaalvermogen van 38 MWe op het grondgebied van de gemeenten Neufchâteau en Léglise.

Het tweede advies* Advies (A)140123-CDC-1301 over de toekenning van een individuele vergunning voor de bouw van een installatie voor elektriciteitsproductie in Manage door de NV Eni Power Generation. van de CREG betreft de bouw door Eni Power Generation van een elektriciteitsproductie-installatie van het type stoom- en gasturbine (STEG) met een vermogen van 450 MWe op het grondgebied van de gemeente Manage. De productievergunning werd toegekend bij ministerieel besluit van 14 juli 2014 (Belgisch Staatsblad van 31 juli 2014).

In 2014 werden geen kennisgevingen ontvangen betreffende controlewijzigingen in het aandeelhouderschap van houders van een productievergunning.

3.1.1.2. Energieproductie in de Noordzee

A. Domeinconcessies voor offshore windenergie

• Wettelijk kader

De domeinconcessieaanvragen voor de bouw en exploitatie van installaties voor de productie van elektriciteit uit water, stromen of winden in de zeegebieden waar België rechtsmacht kan uitoefenen, worden ingediend bij de afgevaardigde van de minister van Energie. Deze laatste maakt de aanvraag aan de betrokken besturen en aan de CREG over die het bij de aanvraag gevoegde technische dossier bestuderen en advies uitbrengen. Na raadpleging van de transmissienetbeheerder maakt hij zijn voorstel tot toekenning oDe domeinconcessieaanvragen voor de bouw en exploitatie van installaties voor de productie van elektriciteit uit water, stromen of winden in de zeegebieden waar België rechtsmacht kan uitoefenen, worden ingediend bij de afgevaardigde van de minister van Energie. Deze laatste maakt de aanvraag aan de betrokken besturen en aan de CREG over die het bij de aanvraag gevoegde technische dossier bestuderen en advies uitbrengen. Na raadpleging van de transmissienetbeheerder maakt hij zijn voorstel tot toekenning of weigering van de domeinvergunning aan de minister over.

Op 20 maart 2014 werd een koninklijk besluit afgekondigd tot vaststelling van het marien ruimtelijk plan (Belgisch Staatsblad van 28 maart 2014 + erratum van 7 april 2014 )* In oktober 2013 had de CREG een advies uitgebracht over een aantal bepalingen van het ontwerp van koninklijk besluit (zie het jaarverslag 2013, p. 13). .

Voorts heeft de wet van 8 mei 2014 een mechanisme ingesteld voor de toekenning van domeinconcessies – uitsluitend ten gunste van de transmissienetbeheerder – voor de bouw en exploitatie van installaties in de Noordzee voor de transmissie van elektriciteit (zie punt 2.3. van dit verslag).

• Bij de CREG ingediende aanvragen

Op 13 februari 2014 heeft de CREG een gunstig advies* Advies (A)140213-CDC-1313 over de aanvraag tot overdracht door de tijdelijke handelsvennootschap Seastar van de domeinconcessie voor de bouw en de exploitatie van installaties voor de productie van elektriciteit uit wind in de zeegebieden, haar toegekend bij ministerieel besluit van 1 juni 2012, aan de NV Seastar. uitgebracht over de aanvraag door de tijdelijke handelsvennootschap Seastar tot overdracht van de domeinconcessie toegekend bij ministerieel besluit van 1 juni 2012, aan de naamloze vennootschap Seastar. Het advies stelt als voorwaarde dat de aanvrager moet aantonen dat hij over een geldige dekking beschikt van zijn burgerlijk aansprakelijkheidsrisico wat de installatie betreft of zich verbinden tot het sluiten van een dergelijke verzekering.

Op 30 juli 2014 heeft de CREG een advies* Advies (A)140730-CDC-1357 over de aanvraag tot wijziging van de domeinconcessie voor de bouw en de exploitatie van installaties voor de productie van elektriciteit uit wind in de zeegebieden toegekend aan de tijdelijke handelsvennootschap Mermaid bij ministerieel besluit van 20 juli 2012 uitgebracht aan de Algemene Directie Energie over de aanvraag tot wijziging van de domeinconcessie toegekend aan de tijdelijke handelsvennootschap Mermaid. De aanvraag van Mermaid had betrekking op de samenstelling van een ontmantelingsprovisie voor het offshore windpark, rekening houdend met de hypothesen die aan de basis liggen van de hervorming van het steunmechanisme voor de offshore productie van windenergie. De CREG heeft een positief advies uitgebracht onder voorbehoud dat het oorspronkelijk vastgestelde bedrag voor de ontmanteling effectief behouden blijft.

Op 20 november 2014 heeft de CREG aan de Algemene Directie Energie haar opmerkingen overgemaakt betreffende de vergunningsaanvraag van de tijdelijke handelsvennootschap Mermaid voor de aanleg van elektriciteitskabels in de Belgische Noordzee voor de aansluiting van windmolens op het offshore-knooppunt alpha van de netbeheerder of op het onshore net.

Ten slotte heeft de CREG op 10 december 2014 een negatief advies* Advies (A)141210-CDC-1391 over de aanvraag tot verlenging van de domeinconcessie voor de bouw en de exploitatie van installaties voor de productie van elektriciteit uit wind in de zeegebieden (Bligh Bank) toegekend aan de NV Belwind bij ministerieel besluit van 5 juni 2007 en gewijzigd bij ministeriële besluiten van 5 februari 2009 en van 10 september 2012. uitgebracht over de aanvraag tot verlenging van de domeinconcessie toegekend aan Belwind bij ministerieel besluit van 5 juni 2007 (gewijzigd in 2009 en 2012) voor de lancering van de tweede fase van het offshore windpark. De CREG staat echter positief tegenover een beperkte verlenging van de domeinconcessie die onder meer de voordelige financiering zal toelaten van de tweede fase van het project.

B. Groenstroomcertificaten

• Wettelijk kader

Zie punt 2.3. van dit verslag betreffende de wijziging van het wettelijk kader voor offshore elektriciteitsproductie.

• Bij de CREG ingediende aanvragen


Northwind heeft in 2013 twee aanvragen en in 2014 zeven aanvragen ingediend voor het verkrijgen van groenestroomcertificaten voor de geproduceerde elektriciteit door tweeënzeventig extra windmolens in de Noordzee. De CREG heeft in dit kader vijf beslissingen* Eindbeslissing (B)140213-CDC-1302 betreffende de aanvraag van Northwind voor toekenning van groenestroomcertificaten voor de elektriciteit geproduceerd door de windmolens A01, A02, A03, A04, A05, A06, A07, A08, A09, C01, C02, C03, C04, C05, C06, C07, C08, C09 en C10; Eindbeslissing (B)140313-CDC-1314 betreffende de aanvraag van Northwind voor toekenning van groenestroomcertificaten voor de elektriciteit geproduceerd door de windmolens B01, B02, B03, B05, B06, B07, D01, D02, D03, D04, D05, D06, D07, D08 en D09; Eindbeslissing (B)140430-CDC-1320 betreffende de aanvraag van Northwind voor toekenning van groenestroomcertificaten voor de elektriciteit geproduceerd door de windmolens E01, E02, E03, E04, E05, E06, E07, E08, E09, F01, F02, F03, F04, F05, F06, F07, F08, F09 en F10; Eindbeslissing (B)140619-CDC-1333 betreffende de aanvraag van Northwind voor toekenning van groenestroomcertificaten voor de elektriciteit geproduceerd door de windmolens G01, G02, G03, G05, G06, G07, G08 en G09; Eindbeslissing (B)140717-CDC-1340 betreffende de aanvraag van Northwind voor toekenning van groenestroomcertificaten voor de elektriciteit geproduceerd door de windmolens B04, G04, H01, H02, H03, H04, H05, H06, H07, H08 en H09. genomen, alle positief.

De CREG heeft voorts in maart 2014 een voorstel goedgekeurd* Eindbeslissing (B)140327-CDC-1282 betreffende het verzoek tot goedkeuring van het voorstel van contract voor het aankopen van groenestroomcertificaten tussen NV Elia System Operator en NV Belwind. tot aanpassing van het contract gesloten tussen Elia en Belwind voor de aankoop van groencertificaten voor de geproduceerde elektriciteit met behulp van de offshore windenergie.

• Ontwikkeling van het geïnstalleerde vermogen offshore windenergie en van de geproduceerde groene elektriciteit


Het totale geïnstalleerde vermogen aan offshore windturbines is in 2014, ten opzicht van 2013, toegenomen met 141 MW tot een totaal van 707,1 MW. Deze stijging is het gevolg van de ingebruikname door Northwind van 47 windturbines van 3 MW in de eerste helft van 2014. Bovendien werd er eind 2013 ook een demonstratieturbine van Alstom (Haliade 150 van 6 MW) geïnstalleerd binnen de domeinconcessie van Belwind, maar deze was op 31 december 2014 nog niet operationeel.

Tabel 1 geeft een overzicht van het nominale vermogen van de bestaande en in aanbouw zijnde offshore windparken.

In 2014 hebben alle offshore windparken samen 2.155 GWh geïnjecteerd in het onshore transmissienet. De nettoproductie (vóór transformatie) van alle gecertificeerde offshore windmolens bedroeg 2.221,311 GWh voor het jaar 2014.

Tabel 1: Nominale vermogen van de bestaande en in aanbouw zijnde offshore windparken in 2014
(Bron: CREG)

Figuur 1: Evolutie van het geïnstalleerde vermogen offshore windenergie tussen april 2009 en december 2014 (Bron: CREG)

Figuur 2: Offshore nettoproductie van groene stroom per park op maandbasis in 2014 (Bron: CREG)

Figuur 2 toont per domeinconcessiehouder de netto geproduceerde energie en het aantal groenestroomcertificaten toegekend door de CREG voor de desbetreffende productie tussen januari 2014 en december 2014, wetende dat de houder van een domeinconcessie één groenestroomcertificaat ontvangt per geproduceerde MWh. De drie offshore windparken hebben in 2014 samen een nettoproductie bereikt van 2.221.311 MWh, waarvoor groenestroomcertificaten zijn toegekend voor een waarde van 231.557.300 euro.

• Richtlijnen over de procedure voor de vastlegging van de waarden die in aanmerking worden genomen voor de bepaling van de minimumprijs per groenestroomcertificaat voor offshore windenergie

Na bilateraal overleg in september 2014 met hetBelgian Offshore Platform (BOP), heeft de CREG richtlijnen* Richtlijnen (R)141023-CDC-1371 over de procedure voor de vastlegging van de waarden die in aanmerking worden genomen voor de bepaling van de minimumprijs per groenestroomcertificaat voor offshore windenergie. opgesteld over de procedure voor de vastlegging van de waarden die in aanmerking worden genomen voor de bepaling van de minimumprijs per groenestroomcertificaat voor offshore windenergie. Deze richtlijnen bevatten de procedures voor de indiening van het dossier, het onderzoek van het dossier door de CREG en de bepaling van de minimumprijs per domeinconcessie.

De richtlijnen werden opgesteld in het kader van de steun aan offshore windenergie geproduceerd door installaties die het voorwerp zijn van een domeinconcessie bedoeld in artikel 6 van de elektriciteitswet maar die hun financial close na 1 mei 2014 uitvoeren. Het nieuwe steunmechanisme beschreven in het koninklijk besluit van 16 juli 2002 zoals gewijzigd op 4 april 2014, wordt in punt 2.3. van dit verslag toegelicht.

C. Garanties van oorsprong

Bij koninklijk besluit van 30 juli 2013 is de CREG belast met het uitreiken van garanties van oorsprong aan offshore geproduceerde elektriciteit. Voorts moet de CREG een databank beheren waarin alle informatie met betrekking tot de garanties – en de transacties waarvan ze het voorwerp zijn – wordt verzameld. Aangezien er geen leveranciers of verbruikers actief zijn in het Belgische offshoregebied, zijn de federale garanties van oorsprong niet “lokaal” bruikbaar voor informatieverstrekking aan consumenten over de herkomst van hun elektriciteit (hierna: “disclosure”). De CREG heeft daarom van bij het begin bijzondere aandacht besteed aan de erkenning van de federale garanties van oorsprong, zodat ze gebruikt kunnen worden voor de brandstofmix van de drie gewesten en van andere Europese landen.

De CREG heeft een lidmaatschapsaanvraag ingediend bij de Association of Issuing Bodies (AIB). Dit is een vereniging die een hub organiseert voor de uitwisseling van garanties van oorsprong en soortgelijke certificaten volgens gestandaardiseerde procedures. De vlotte uitwisseling berust op een stel gedetailleerde regels, de EECS Rules, die maximale betrouwbaarheid moeten waarborgen en een aanvulling vormen op de nationale en Europese regelgeving. Na haar aanvraag moet de CREG een aantal documenten opstellen (Domain Protocol, Standard Terms & Conditions) om deze regels te implementeren op een wijze die verenigbaar is met het bestaande regelgevend kader. Deze documenten zullen door de marktpartijen moeten worden onderschreven om via de CREG toegang te krijgen tot de hub. In september 2014 heeft de CREG een eerste versie van deze documenten ingediend, doch bij het jaareinde was het review process nog niet afgerond.

Gelet op het vrij langdurige implementatietraject van volwaardig AIB-lidmaatschap, is de CREG daarnaast rechtstreeks in dialoog getreden met de gewestregulatoren om ervoor te zorgen dat de federale garanties van oorsprong binnen België zouden kunnen circuleren. Het resultaat van dit constructieve overleg is meegenomen in de algemene voorwaarden voor het gebruik van de databank garanties van oorsprong. In december 2014 heeft de CREG twee aanvragen tot registratie ontvangen, waarvan er een nog in 2014 kon worden goedgekeurd. Via op de website van de CREG ter beschikking gestelde formulieren kon de uitreiking en annulering van garanties van oorsprong worden aangevraagd. De eigenlijke operaties worden geregistreerd in het IT-platform, dat eveneens in de loop van 2014 operationeel is geworden.

D. Studie van de CREG over de offshore

In april 2014 heeft de CREG een studie* Studie (F)140430-CDC-1321 over de aansluiting van de offshore windparken gepland in de zeegebieden waarin België rechtsmacht kan uitoefenen overeenkomstig het internationaal zeerecht. uitgevoerd over de technisch-economische aspecten en de eindkost voor de Belgische elektriciteitsconsument voor de aansluiting van de resterende domeinconcessies toegekend aan Norther, Rentel, Seastar en Mermaid/Northwester II.

E. Opslag van waterkrachtenergie

Het koninklijk besluit van 8 mei 2014 betreffende de voorwaarden en de procedure voor de toekenning van domeinconcessies voor de bouw en de exploitatie van installaties voor hydro-elektrische energieopslag in de zeegebieden waarin België rechtsmacht kan uitoefenen overeenkomstig het internationaal zeerecht (Belgisch Staatsblad van 6 juni 2014 )* In juli 2013 had de CREG een advies uitgebracht over de bepaling van beide zones om de bouw van dergelijke opslaginstallaties toe te laten (zie het jaarverslag 2013, p. 12-13). verleent de CREG adviesbevoegdheid voor de beoordeling van het technisch dossier opgesteld in het kader van de aanvraag van de domeinconcessie. Dit advies kan voorstellen om technische voorwaarden op te leggen. De CREG heeft eveneens adviesbevoegdheid voor elke aanvraag tot de verkoop, de gehele of gedeeltelijke overdracht, de deling en de verhuur van de domeinconcessie, maar ook in geval van afloop of intrekking ten gevolge van verval of afstand ervan (zie punt 2.3. van dit verslag).

Het onderzoek van de aanvraag van de domeinconcessie van de tijdelijke handelsvennootschap iLand voor de bouw en exploitatie van opslaginstallaties voor waterkrachtenergie op de Wenduinebank was op 31 december 2014 nog aan de gang.

F. Belgian Offshore Grid en PLUG AT SEA

In 2014 heeft de CREG verschillende vergaderingen bijgewoond over het Belgian Offshore Grid(vermaasd net in de Noordzee) en PLUG AT SEA (onderneming die de actoren van de offshore windenergie verenigt). In het laatste kwartaal van 2014 werden er op initiatief van de CREG twee vergaderingen gehouden met de betrokken partijen (Elia en de offshore parken) om de komende evoluties in het dossier te bespreken.

3.1.1.3. Offerteaanvraag voor de bouw van nieuwe installaties voor elektriciteitsproductie

De lezer wordt eveneens verwezen naar punt 3.4.5.2 van dit verslag.

  • De voornaamste nationale wettelijke ontwikkelingen
  • De aardgasmarkt

De elektriciteitsmarkt

Share